Belevenissen op de Borg| EEN BAALDAG!
EEN BAALDAG
Je hebt van die dagen.....
Het begint direct al als ik een grote vaas met ververste bloemen in de koperen ketel op de tafel in de ontvangstkamer wil zetten. Opeens zakt de bodem uit de glazen vaas.
De hele inhoud, liters water, gaat over me heen. Schoenen, broek, blouse, ik drijf! Ik kan nog snel een antieke koperen emmer uit de bijkeuken grijpen om de waterval vanaf de tafel in op te vangen.
Een halve rol keukenpapier gaat er door om de rest van de natte ravage op te ruimen.
En mijn morgen als suppoost op de Borg moet dan nog beginnen.
Gelukkig is het warm, dus zal ik wel snel weer opdrogen. Maar de eerste bezoekers melden zich al. Ik verontschuldig me voor mijn natte kleding. Leg uit wat er is gebeurd.
Zij kunnen er om lachen, ik niet. Het wordt druk.
De familie, die er het eerst was gaat de Borg al weer verlaten. "Ja, het was erg leuk, hebben genoten, komen vast nog eens terug."We staan nog even te praten. De vrouw had nog wat vragen.
De man trekt de buitendeur achter zich dicht, ik ga verder met mijn puzzel. Als ik weer opkijk zie ik de man verbouwereerd op de stoep staan. De deurkruk in zijn handen. Losgeschoten! Wij zijn opgesloten.
Na een poosje morrelen schiet de kruk er opeens weer in. Ik diep ergens een imbusssleutel op, draai alles zover mogelijk even weer aan en waarschuw de technische dienst.
Voor de zekerheid laat ik de deur maar openstaan. Het is mooi weer.
Een groep Duitsers verlaat vervolgens een half uur later de Borg. Ze staan op de stoep op luide toon nog wat na te praten.
Opeens duikt er tussen de groep een Nederlands mannenhoofd op, dat wild zwaaiend iets naar me roept.
"Waar gaan ze naar de wc?" Ik verwijs hem naar het Koetshuis. Hij blijft wild met zijn hoofd schudden. "Waar gingen ze naar de wc?" Ik schreeuw opnieuw "Koetshuis".
Ik begrijp er een snars van. Hij blijft schreeuwen om de wc. Kan nauwelijks boven de hard kakelende, opeen drommende, Duitsers uitkomen.
Opeens wordt het mij duidelijk. Hij wil weten waar de vroegere bewoners naar de wc gingen.
Ik leg hem iets uit over 'kakstoelen', po's en de gracht. Dat alles op een toon, die ze in heel Leens kunnen volgen, om boven de Duitsers uit te komen.
Hij bedankt me met een paar duimen omhoog, worstelt zich een weg terug uit de groep Oosterburen en vervolgt zijn tocht over het landgoed.
Het is even rustig. Ik ben bijna droog.
Dan stuift er een man de Borg binnen. Zegt niets, houdt zijn kaartje omhoog en begint wild briesend aan zijn tocht door de borg. Het briesen gaat over in hard fluiten. Steeds hetzelfde deuntje.
Als ik iets tegen hem wil zeggen vliegt hij me voorbij de kelder in, om vijf minuten later weer hard snuivend de Borg te verlaten. Hij heeft me al die tijd geen blik waardig gekeurd.
Die dag ben ik blij dat ik naar huis kan.